Onder leiding van Sharon Dijksma onderzoekt een PvdA-commissie de oorzaken van de Europese verkiezingsnederlaag.
Kopstukken als Pronk, Plasterk en Van der Ploeg zoeken de oorzaak vooral bij de PvdA zelf: geen heldere boodschap, te ver verwijderd van de kiezer, elitair en geen leiderschap. Vreemd dat een binnenlandspolitieke verklaring wordt gezocht voor een probleem van heel veel sociaal-democratische partijen in Europa. Overal verloren de sociaal-democraten en won populistisch rechts. De verklaring voor het eigen falen reflecteert precies wat er mis is: naar binnen gerichte politici.
Volgens mij zeggen de massale verschuivingen in het politieke landschap meer over de psychologische gesteldheid van een deel van het electoraat in Europa, dan over het leiderschap van Bos of Brown. In Europa zijn altijd golfbewegingen geweest. Dit keer hebben de verschuivingen die in heel Europa zichtbaar zijn weinig met politieke voorkeuren van kiezers te maken, maar meer met ongrijpbare fenomenen als de angst voor mondialisering.
Europese burgers met de blik naar binnen zien de unie als onderdeel van een mondialiseringproces die hun veiligheid, welvaart, welzijn en identiteit aantast. Dat zien zij als oorzaak van de financiële crisis, banenverlies aan goedkope lonenlanden, de toevloed van vreemdelingen, internationale criminaliteit en terrorisme, terwijl de discussies over klimaatveranderingen en de aanstaande energie- en grondstoffenschaarste het algemeen gevoel van onbehagen versterken.
Europeanen met de blik naar buiten, zijn ook niet altijd blij met de effecten van de mondialisering, maar erkennen dat alleen door internationale samenwerking binnen de Unie onze veiligheid, welvaart en welzijn gewaarborgd zijn.
Er is sprake van een scheiding binnen het electoraat die weinig van doen heeft met ideologie, maar vooral met de psychologie van de angst. Populisten spelen er handig op in. Dat verklaart waarom sociaal-democraten geen munt uit de kredietcrisis kunnen slaan. Want wat is er dan voor nodig om hun argument kracht bij te zetten dat het neokapitalisme heeft afgedaan als economisch systeem. Internationale ideologische stromingen, waar de sociaal-democratie de belangrijkste representant is, kunnen geen behoorlijke ideologische en politieke argumenten voor of tegen de mondialisering produceren. Dat kan ook niet, omdat mondialisering een gegeven is.
Bovendien speelt, wat ik noem, de paradox van de Europese integratie een rol. De paradox is dat de unie na de Tweede Wereldoorlog begonnen is als een nooit-meer-oorlog project, maar dat door het succes veiligheid, welvaart en welzijn vanzelfsprekendheden zijn geworden. Door een halve eeuw van integratie is het zicht op oorzaak en gevolg verloren, waardoor de Europese Unie nu verantwoordelijk wordt gehouden voor de teloorgang van de veiligheid, welvaart en welzijn die ze zelf heeft gecreëerd.
Door het succes van de Europese integratie is een grote groep bange burgers ontstaan, en daarmee politici die ook geen zicht meer hebben op oorzaak en gevolg, maar wel verantwoordelijk worden gehouden voor hun malaise. Overal in Europa moeten politici op deze paradox een antwoord weten te vinden.
Europa stond dus wel degelijk centraal in de verkiezingen. Niet Europa in de zin van de unie, maar Europa in de zin een psychologische gesteldheid die door een halve eeuw integratie is ontstaan. Deze gesteldheid lijkt steeds meer een blokkade voor verdere integratie waardoor de unie aan haar eigen succes ten onder kan gaan. Als De Internationale nog steeds zeggingskracht heeft, moeten sociaal-democraten geen binnenlandse verklaringen zoeken, maar nadenken over hoe ze de psychologie van de angst bij hun electoraat en henzelf kunnen doorbreken.
Trouw