De afgelopen decennia leidde elke integratiestap tot de volgende. Europese economische samenwerking leidde tot meer politieke samenwerking. En economische integratie leidde tot de wens om gezamenlijk belangen te beschermen. Dit opende de weg naar een Europees buitenland- en defensiebeleid. En recent leidde de financiële crisis tot door Brussel afgedwongen begrotingsdiscipline en zelfs een bankenunie.
Tot nu toe leek de Europese integratie een bijna autonoom proces. De vraag is of dit proces nu door de uitslag van de Europese verkiezingen wordt doorbroken. Dat hoeft niet het geval te zijn. In het Europees Parlement domineren de gematigde pro-Europese partijen. In de lidstaten is het niet veel anders. Ukip won in het Verenigd Koninkrijk 27,5 procent van de stemmen. Dus 73,5 procent van de kiezers stemde er niet voor. Dat is ook in Frankrijk het geval, ondanks de monsterzege van het Front National. Getalsmatig kunnen die partijen genegeerd worden. In een democratie bepaalt de meerderheid, maar het is de vraag of dat in dit geval gaat gebeuren.
In theorie lijkt het negeren van eurofobe geluiden verstandig. Want het is een feit dat de financiële crisis in Europa onnodig verlengd en verdiept is door besluiteloze politici. Uit angst voor de eurosceptische kiezer is getreuzeld met reddingsoperaties voor de zuidelijke landen. Daardoor verdiepte de crisis zich en liep de rekening voor de burger in het noorden op. Dit lijkt een belangrijke reden waarom vooral in het noorden de anti-Europapartijen hebben gewonnen.
Hoe slecht de crisisbeheersing op orde was, bleek toen niet de politici de euro en daarmee de Unie redden, maar de president van de Europese Centrale Bank, Mario Draghi. Zijn opmerking dat hij niet zou toestaan dat de euro zou vallen, bracht de financiële markten tot bedaren. Toen politici tijdens de Cypriotische crisis weer aan zet waren, ging het direct weer mis na de aankondiging dat de kleine spaarders moesten meebetalen, terwijl diezelfde politici eerst bezwoeren hen buiten schot te houden.
Dit is de paradox van de financiële crisis: crisisbeheersing eist snel doorpakken, maar angst voor de kiezer verhinderde dat. Daardoor liep de crisis onnodig uit de hand, waardoor de kiezers nog minder vertrouwen kregen en hun politici uiteindelijk de rug toe keerden.
Om het vertrouwen van het electoraat te winnen, moeten politieke leiders dus doorpakken. Alleen zo kan onnodige financiele schade en electoraal verlies worden voorkomen. Maar dat is vermoedelijk niet wat politici onder druk van deze uitslagen gaan doen. Want de verkiezingsuitslag dwingt hen naar de anti-Europese minderheid te luisteren. Dat zal grote gevolgen voor de effectiviteit van de Unie hebben.
Door de te verwachten obstructie van vooral Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk komen ook de prioriteiten van het kabinet-Rutte in gevaar: groei via verdieping van de interne markt en een actieve handelsagenda, een gelijk speelveld op de Europese arbeidsmarkt, een coherent Europees energie- en klimaatbeleid en een slagvaardig buitenland- en veiligheidsbeleid. Verstandige prioriteiten, die onhaalbaar worden als te veel naar de anti-Europese geluiden wordt geluisterd. Met grote gevolgen voor de welvaart en veiligheid van voor- en tegenstanders van Europa.