Maandag 9 augustus vond op West-Java de arrestatie van de radicale klerk Abu Bakar Bashir (ook wel: Ba’asyir) plaats. De aanhouding is de laatste ontwikkeling in een serie van arrestaties en liquidaties van extremistische kopstukken, en wordt door de Indonesische overheid naar buiten gebracht als een belangrijke mijlpaal in de strijd tegen het islamitisch extremisme in het land. De afgelopen jaren werd grote internationale druk op Indonesië uitgeoefend om Bashir te veroordelen voor zijn betrokkenheid bij o.a. de Bali-aanslagen, waarbij meer dan 202, vooral westerse, slachtoffers vielen. Twee eerdere pogingen om Bashir voor langere tijd achter slot en grendel te zetten, faalden wegens gebrek aan bewijs.
De recentelijke arrestatie van Bashir heeft grote symbolische waarde, en wordt door buitenlandse media en politici omarmd als een teken dat Indonesië een betrouwbare partner blijft in de strijd tegen het terrorisme, op een moment dat bondgenoten als Pakistan dat niet meer lijken te zijn. Het afschilderen van de aanhouding als een zware slag voor het Indonesische extremisme, gebaseerd op de idee dat Bashir een ideologische en organisatorische sleutelfiguur is in jihadistische kringen, doet echter afbreuk aan de waarheid.
Hoewel Bashir in westerse ogen radicaal is, is hij lang niet zo radicaal als sommige andere extremisten in Indonesië, die zijn gedachtegoed verwerpen als zwak en on-islamitisch. Deze elementen bekritiseren Bashirs afkeer voor een pro-actieve jihad gepaard gaande met grootschalige terroristische aanslagen, gebaseerd op zijn opvattingen dat jihad alleen geoorloofd is als er een (ongedefinieerde) belemmering in de weg wordt gelegd van verspreiding van de Islam. Hij wordt tevens gehekeld vanwege zijn contacten met de ’ongelovige’, en daarom illegitieme overheid, in zijn missie voor een Islamitische staat in Indonesië. Dat de arrestatie van Bashir zijn grootste criticasters en de gevaarlijkste jihadis van hun pad af zal doen zien, is daarom zeer onwaarschijnlijk.
Er is evenmin op financieel en organisatorisch vlak een belangrijke pion buitenspel gezet. Geld is niet altijd de meest kritieke factor bij het plegen van aanslagen, zoals bleek uit de Bali-aanslagen, die slechts 35.000 dollar kostten. Bashir speelde bij dergelijke operaties zelden een belangrijke rol op financieel gebied, en fungeerde hoogstens als financieel doorgeefluik, en niet als voornaamste fundraiser. Ook op organisatorisch gebied moet zijn rol niet overschat worden. Hoewel hij als één van de belangrijkste figuren in de bredere, radicaal islamitische beweging vaak de samenwerking tussen verschillende facties coördineerde, leed de organisatiekracht van de beweging niet onder zijn eerdere opsluitingen, zoals bleek uit de voortzetting van aanslagen gedurende die periodes.
De kracht van de Indonesische extremistische beweging ligt juist in haar vermogen zich snel aan te passen aan veranderende omstandigheden en de uitval van belangrijke tussenpersonen, door middel van samenwerking op het gebied van trainingsfaciliteiten, expertise, en het opvangen van voortvluchtige leden. Deze structuur is gebaseerd op de gedeelde historische achtergrond van de kleine, elkaar overlappende en beconcurrerende groeperingen in een meer dan 60 jaar oud netwerk, dat gebaseerd is op sterke familie-, en vriendschapsbanden. De samenwerking strekt zich ook buiten de landsgrenzen uit naar groeperingen zoals de Filippijnse Abu Sayyaf groepering, en in mindere mate Al-Qaeda. Ondanks deze sterke samenwerkingsverbanden zijn de verschillende cellen lokaal georganiseerd en kennen zij een relatief autonome leiderschapsstructuur, die hen in staat stelt actief te blijven zelfs wanneer de top van de organisatie wordt verzwakt. Het verlies van een leider, hoe belangrijk ook, is door deze organisatorische opbouw niet onoverkomelijk.
Daarnaast kan een hernieuwd juridisch fiasco leiden tot een toename in populariteit van Bashirs gedachtegoed. Door een slechte voorbereiding ontaardden eerdere rechtszaken in een politieke poppenkast, waarin Bashir als een martelaar van de corrupte politieke en rechterlijke macht werd neergezet. Na Bashirs eerdere vrijlatingen werd hij door zijn achterban als een beroemdheid onthaald, en hij is een bekende figuur, die zich openlijk in het publieke leven en debat mengt. Vele Indonesiërs zagen de arrestaties als pogingen van de regering om hem te verhinderen zijn gedachtegoed te verspreiden, wat leidde tot toenemende interesse voor zijn werk.
Een niet verwaarloosbaar deel van de bevolking is gevoelig voor zijn gedachtegoed, onder invloed van de controversiële internationale militaire operaties in Afghanistan en Irak, terugkerende lokale religieuze conflicten tussen moslims en christenen, en de algemene politieke, economische, en sociale frustratie die in grote delen van Indonesië heerst. De vruchtbare bodem voor zijn ideeën kwam bijvoorbeeld naar voren in een 2004 onderzoek van het Freedom Institute, waaruit bleek dat 16% van de Indonesische ondervraagden terroristische aanslagen van Jemaah Islamiyah, zoals de Bali-aanslagen, niet wilden veroordelen zolang deze gepleegd werden in de geest van de ’bestrijding van de onderdrukking van moslims’, en 25% ’geen mening’ over de aanslagen had. Deze nieuwe aanhouding van Bashir zou in het geval van gebrek aan voldoende bewijs of geruchten over een slechte behandeling wederom kunnen leiden tot een backlash onder de bevolking, en toenemende steun voor zijn gedachtegoed.
Bashirs arrestatie zal misschien tegemoetkomen aan het gevoel van onrechtvaardigheid en frustratie onder de internationale gemeenschap, het jihadisme in Indonesië een belangrijke slag toebrengen doet zij niet.