Hoe gaat deze regering Nederland weer op de kaart zetten? Volgens sommigen is dat niet nodig. Afgelopen woensdag schreef buitenlandredacteur Martijn Roessingh in deze krant dat de nationale politieke crisis reputatieschade zal opleveren, maar dat de werkelijke effecten wel mee zullen vallen.
Hij verwees naar landen als Oostenrijk, Denemarken en Italië, die niet onder de opkomst van het populisme hebben geleden. Deze redenering mist het echte punt.
Een land dat naar binnen gericht is én in crisis, kan zijn belangen niet verdedigen. Tien jaar geleden was dat geen punt. Nu wel. Want de opkomst van Azië en Brazilië, en kwesties als de grondstoffenschaarste, eisen steeds meer een activistisch buitenlands beleid, gericht op economische belangenbehartiging. Wat ook niet wordt onderkend, is dat door de terugtrekking uit Afghanistan Nederland sowieso al naar de zijlijn is gemanoeuvreerd.
Inmiddels lijkt nu echt vast te staan dat Nederland niet langer voor de G20 wordt uitgenodigd. Opmerkelijk is dat ex-Navo-baas De Hoop Scheffer dat geen probleem vindt. Zijn redenering is curieus. Want De Hoop Scheffer pleit voor iets wat op zich prima is, maar wat er niet gaat komen: de EU moet een gezamenlijk standpunt innemen en met één stem in de G20 spreken. Een verdeelde EU is volgens hem niet in het belang van Nederland. Dat klopt, maar het is een feit dat die Unie wél verdeeld is. Daarom kan Nederland, als zestiende economie en zevende bancaire grootmacht, maar beter aan tafel zitten. Want van de Unie moeten we het helaas niet hebben.
Deze week werd ook bekend dat ons land zijn zetel in het IMF kwijt lijkt te raken. Ongetwijfeld zal ook dat weer worden gebagatelliseerd. Maar het is een feit dat Nederland zich hierdoor weer minder goed kan verkopen. Want wie niet aan tafel zit, heeft het oor van de wereld niet. Het zijn zichtbare tekenen van de tanende invloed.
Kijk naar dit kabinet: loyaliteit wordt beloond met een plek aan tafel. De vertrouwelingen van Rutte en Verhagen krijgen nu invloed op het regeringsbeleid. In de relaties tussen landen geldt dat ook voor loyale, politiek stabiele bondgenoten.
Ik geef toe dat de positie van Nederland ook verslechtert door de snel veranderende machtsverhoudingen. Door de afnemende macht van het Westen staan onze verworvenheden per definitie op de tocht. Het is daarom onontkoombaar dat het Westen machtspolitiek ’heruitvindt’ en dat Europa en Amerika samen optrekken.
In het postmaterialistische Europa –dat bevolkt wordt door verwende kinderen– wordt deze redenering al snel als moreel verwerpelijk gezien. Maar die visie geeft blijk van gebrek aan inzicht in de internationale betrekkingen, die nu eenmaal competitiever worden.
Het regeerakkoord pleit terecht voor een buitenlands beleid gericht op economische belangenbehartiging. Maar effectieve belangenbehartiging vereist wel een zelfbewust buitenlands beleid gebaseerd op een open blik, verwerping van xenofobie, internationale solidariteit en een constructieve inbreng in internationale instituties. Hier zit de crux. Ik ben benieuwd hoe de nieuwe regering omwille van onze toekomstige welvaart Nederland weer op de kaart gaat zetten, terwijl dat van een groot deel van de Kamer niet hoeft.
Trouw