De Amerikaanse president Barack Obama sprak deze week openlijk zijn waardering uit over koning Abdoellah II van Jordanië. Want dit was de eerste Arabische leider die om het aftreden van de Syrische president Assad vroeg.
Inmiddels zijn er in Syrië ruim 5.000 doden gevallen, is het land tijdelijk uit de Arabische Liga gezet en wordt het land geconfronteerd met toenemende economische sancties. Waarnemers van de Arabische Liga constateren dat het geweld gewoon doorgaat en dat er ondanks alle druk weinig verandert. Basjar al-Assad moet dus weg.
Maar ik denk niet dat Obama en Abdoellah Assad weg willen hebben omdat het zo’n schurk is. De belangen zijn veel groter dan dat. Met het verdwijnen van Assad wordt de politieke kaart van het Midden-Oosten ingrijpend gewijzigd. De positie van Iran is bepalend. Met dit land heeft Syrië al jaren innige banden. Door via Syrië steun aan Hamas in Gaza en Hezbollah in Libanon te verlenen, speelt Iran een belangrijke rol in het Israëlisch-Palestijnse conflict. Hieraan komt met het vertrek van Assad een einde. Want, voor wat het waard is: eind vorig jaar gaf de Syrische oppositie aan, de relaties tussen Syrië, Iran, Hamas en Hezbollah niet in stand te willen houden.
Hamas wordt al zenuwachtig. In december kwamen geruchten naar buiten dat de organisatie haar hoofdkwartier in Damascus naar een ander land wil overplaatsen. Iran was daar fel op tegen en stelde zelfs een ongebruikelijk ultimatum: blijven, of stopzetting van de financiering van de organisatie en het staken van de opleiding van strijders door Iran.
In Gaza zien Hamasleiders de bui aankomen en distantiëren zich openlijk van Assad.
Helaas zal Assad niet gemakkelijk gaan. Hij steunt op een kleine kliek van Alawiten die slechts zes procent van de bevolking uitmaken. Als Assad valt, is het met de bevoorrechte positie van die sekte gedaan en stort het hele Syrische bouwwerk van bureaucratie en veiligheidstroepen in elkaar. Dan is het ook gedaan met de economische machtspositie van Assads vriendjes.
Kortom, de val van de president zet het overleven op het spel van een bevoorrechte groep. Die groep heeft geen zin in bijltjesdag en zal tot de laatste Alawit strijden. De oppositie weet dit ook en zal doorgaan met provoceren in de wetenschap dat de buitenwereld op hun hand is.
Wat in het Westen wordt gezien als het streven van ‘het volk’ naar vrijheid en democratie is in Syrië in werkelijkheid een machtsstrijd.
Datzelfde gold voor het overwegend sjiitische Bahrein waar de soennitische koning uit een minderheid afkomstig is. Dat gold ook voor Libië waar onder Kadafi het westen het oosten overheerste en de rollen nu zijn omgedraaid. Oude rekeningen worden nu vereffend. Dit was overigens niet het geval voor het veel meer homogene Tunesië en Egypte waar broodoproeren tot revoluties leidden.
Van echte democratisering en meer vrijheid is in de Arabische wereld op dit moment nog niet echt sprake. Wel wordt de positie van landen opnieuw bepaald en krijgen fundamentalisten een grotere invloed.
Dit geeft in ieder geval aan het Israëlisch-Palestijnse conflict een totaal nieuwe, maar onvoorspelbare dynamiek. Obama en Abdoellah weten dit ook.
Trouw