Democratie is moeilijk. Dat blijkt in Europa waar politici onmachtig zijn de juiste maatregelen te nemen om hun land en de EU uit het slop te trekken. Het ontbreekt aan visie en leiderschap, maar evenzeer weerhoudt het electoraat politici de maatregelen te nemen die nodig zijn. Natuurlijk weten veel politici dat alleen meer Europa de euro kan redden. Maar dat willen grote delen van hun electoraat niet.
Hoe moeilijk democratie is, blijkt ook in de Arabische wereld. Daar konden ze tot voor kort het woord democratie niet eens schrijven en nu moeten ze ermee experimenteren. In Egypte ging het deze week helemaal fout toen de democratisch gekozen president Morsi door het leger werd afgezet.
Al in de jaren negentig van de vorige eeuw constateerden twee Amerikaanse onderzoekers, Edward Mansfield en Jack Snyder, dat landen die zich democratiseren een twee keer grotere kans hebben op politiek geweld, dan landen die autocratieën blijven. De oorzaak is simpel. Politieke entrepreneurs spelen de nationalistische, etnische of religieuze kaart en winnen verkiezingen door bevolkingsgroepen tegen elkaar op te zetten. Of ze vinden dat een gunstige verkiezingsuitslag hen het recht verschaft de belangen van de verliezers te negeren en te regeren als de potentaten die ze zojuist hebben verdreven. En bevolkingen verwarren democratie met totale vrijheid en wensen zich niet neer te leggen bij de overwinning van de ander.
Via democratische verkiezing naar autoritaire leider
Al het gedoe rond de Egyptische president Morsi is een afschrikwekkend voorbeeld van de juistheid van de stelling van Mansfield en Snyder. Autocratieën, zoals Egypte onder Moebarak, veranderen op zijn best in illiberal democracies, waarvoor naar mijn weten geen Nederlandse term bestaat. Egypte ging die kant op; Rusland en vrijwel alle andere voormalige Sovjetrepublieken zijn ook goede voorbeelden; Turkije ontwikkelt zich in die richting.
liberal democracies zijn geen rechtstaten zoals wij die kennen omdat ze via democratische verkiezingen een autoritaire leider kiezen die alle macht krijgt. Bevolkingen blijken dergelijke autoritaire leiders te pikken zolang ze veiligheid en welvaart leveren en met rust worden gelaten. Het sociale contract tussen leider en bevolking kan worden doorbroken door recessie en oplopende prijzen. Jonge hoogopgeleiden zijn voor autoritaire leiders een extra risicofactor. Dat bleek in Turkije en Brazilië, en de hoogste prijs wordt nu in Egypte betaald.
Morsi is het afgelopen jaar duidelijk over een grens gegaan. Hij eigende zich dezelfde macht toe als de verdreven Moebarak, bevoordeelde zijn Moslimbroederschap, verlamde het parlement, benoemde vrienden op sleutelposten, legde de rechterlijke macht aan banden, verlamde het parlement en deed niets aan de ernstigste recessie sinds de jaren dertig en aan de ineenstorting van het toerisme.
De chaos in Egypte voltrekt zich volgens het boekje en is daarom uiterst gevaarlijk. Ongetwijfeld zijn velen opgetogen dat de tegenstanders van fundamentalisme en extremisme hebben gewonnen. Maar het is niet gezegd dat de opvolgers van Morsi niet dezelfde autoritaire opvattingen hebben en de Moslimbroederschap gaan onderdrukken.
Dan rest de broederschap slechts gewapende strijd om alsnog een islamistische staat te creëren.