Twee weken geleden suggereerde ik een verband tussen moslimhaat en de concurrentiepositie van Nederland. Een hard anti-immigratiebeleid kan Nederland economisch schaden. Er is geen verplichting om zaken met Nederland te doen en buitenlandse kenniswerkers zullen wegblijven als Nederland een naar binnen gericht land wordt. Want niets is zo internationaal georiënteerd als de hoogopgeleide kenniswerker.
Sylvain Ephimenco serveerde mij af als handelaar in angst, legde een verband met mijn lidmaatschap van een politieke partij en wees erop dat deze handelaren vooral in progressieve kring te vinden zijn. Ik was benieuwd naar zijn echte tegenargumenten, maar kwam die niet tegen. Helaas voor Ephimenco is inmiddels de Global Competitive Index verschenen.
Tot mijn grote genoegen steeg Nederland op de ranglijst van meest concurrerende landen van tien naar acht, waardoor het streven van de regering om tot de topvijf te gaan behoren dichterbij is gekomen. Veel interessanter is dat Denemarken van alle belangrijke industrielanden daalde van vijf naar negen. Deze uitzonderlijke daling komt volgens de onderzoekers door het strenge immigratiebeleid van de rechtse Deense regering. Hoogleraar Henk Volberda van de Rotterdam School of Management stelde dat dit beleid tot een braindrain van hoogopgeleiden heeft geleid. Ze voelen zich niet meer thuis en vertrekken. Zo gaat het innoverend vermogen achteruit. Als dit in Nederland gebeurt, versterkt dit Balkenende’s ’zesjescultuur’, terwijl we in een tijd van crisis naar achten of negens moeten streven.
Denemarken zakte van de 15de naar de 28ste plaats als aantrekkelijke vestigingsplaats voor kenniswerkers. Nederland staat nu nog op elf, maar dit kan snel veranderen. Is dit erg? Ja, dat is erg, behalve als je een achterblijvende economie geen probleem vindt omdat dit nu eenmaal het gevolg is van de keuzes die wij maken. Inderdaad is Nederland nog steeds een democratische rechtsstaat die zijn eigen beleid zelf bepaalt en zijn eigen regeringen zelf kiest, zoals Ephimenco schreef. Maar vertel dan ook dat mensen door die keuzes niet moeten zeuren over hun pensioen, salaris of toekomstige baan als de concurrentiekracht – een van de fundamenten van de economie – bewust wordt verzwakt. En ga mensen als Alexander Rinnooy Kan uitleggen dat innovatie echt ondergeschikt is aan de wens om de grenzen dicht te gooien.
Het is onomstotelijk bewezen dat er een rechtstreeks verband is tussen het zijn van een land dat naar buiten is gericht, innovatie en economische groei. Maar in Nederland staat die openheid door naar binnen gerichtheid onder druk. Of valt het mee? Hoopgevend is dat het rechtse minderheidskabinet met een superministerie van economische zaken hard lijkt te willen inzetten op groei door innovatie en concurrentiekracht. Ook lijkt het buitenlands beleid nadrukkelijker te worden gericht op het bevorderen van het Nederlandse economische belang.
Het zijn logische keuzen in een tijd waarin er alles aan gelegen is de economie aan de praat te krijgen. De vereiste naar buiten gerichtheid staat echter haaks op de opvattingen van degene die dit kabinet moet gedoogsteunen. Maar als Rutte en Verhagen uit deze spagaat kunnen komen, zou zo’n rechts kabinet weleens positief voor onze economie kunnen uitpakken.
Trouw