“Hoe verstandig is dat?”, vroeg ik mij af toen de Tweede Kamer in collectieve woede over Griekenland ontstak. Er zijn lies, bad lies and Greek statistics, dus valt de onvrede van de Kamer best te begrijpen.
Niall Ferguson, schreef afgelopen weekeinde in de Financial Times echter dat het Griekse probleem zich ook naar de sterkere economieën binnen de eurozone kan verplaatsen. Wie zegt dat Nederland niet in een situatie kan komen waarin voor hulp bij andere EU-landen moet worden aangeklopt? De staatsschuld loopt bij ons op en de problemen in de bancaire sector zijn niet voorbij. Het balanstotaal van alle banken is drie tot vier keer het gehele bbp. Als het met de sector mis gaat, gaat het mis met Nederland. De ondergang van de DSB toont aan hoe snel het kan gaan.
Bovendien is het vreemd dat de Kamer wel slecht geleide banken wil redden, maar slecht geleide landen niet. Dat dit laatste ooit noodzakelijk zal zijn, lijkt mij duidelijk. Want ook Portugal, Italië, Spanje en mogelijk Ierland kunnen niet of nauwelijks orde op zaken stellen. Kamerlid Paul Tang (PvdA) toonde realiteitszin door hier als enige politicus op te wijzen. En dan hebben we het nog niet eens over de risico’s van diep in de schulden zittende landen als Engeland en Amerika.
Uitspraken als ’wij geven geen cent aan corrupte regimes die met ons belastinggeld feestvieren’ klinken dus logisch, maar maakt ook blind voor de realiteit van de huidige crisis binnen de eurozone. Daarbij komt dat voor het eerst sinds de invoering van de munt, de ondergang ervan als een mogelijkheid wordt gezien. Zeker nu speculanten de aanval op onze munt hebben ingezet.
Ik moet niet aan een dergelijk scenario denken. Een verbrokkelende euro tast uw en mijn pensioenen aan, jaagt de belastingen omhoog, verdiept de economische crisis en verergert dus de maatschappelijke instabiliteit.
Solidariteit met de Grieken, ook al hebben ze er een potje van gemaakt, is daarom welbegrepen eigenbelang.
Terwijl de euro vorige week hard onderuit ging, toonden de staatshoofden en regeringsleiders van de EU zich in Brussel solidair met Griekenland. De Duitse bondskanselier Merkel en de Franse president Sarkozy hadden geen zin om Griekenland financieel te steunen, maar drongen wel aan op een ’Europese economische architectuur’ en een ’economische regering’.
Dit is een stap in de richting van een politieke unie. Monetaire unies, zo betoogden critici als de Nederlandse econoom Arjo Klamer ruim voor de invoering van de euro, zijn gedoemd te mislukken als er geen politieke unie achter zit. Juist daarom pleit ik al jaren voor verdere Europese integratie. Nu het Verdrag van Lissabon er is, kunnen stappen vooruit worden gemaakt, zoals afdwingbare sancties voor landen die de stabiliteit van de euro in gevaar brengen.
De Griekse crisis maakt vooral duidelijk dat Europa op termijn voor een tweesprong komt te staan: ontmanteling van de monetaire unie en teruggaan naar een Europese vrijhandelszone of de ontwikkeling van een politieke unie, lees een vorm van federatie.
Om een complete chaos te voorkomen en onze concurrentiepositie ten opzichte van Azië te vergroten, acht ik de laatste optie waarschijnlijker dan de eerste. Alleen dan kunnen eisen worden gesteld aan de wijze waarop Griekenland wordt geregeerd. In dit verband is interessant dat de ministers van financiën, ook al zijn ze daartoe formeel niet bevoegd, Griekenland afgelopen maandag onder curatele hebben gesteld met de eis om het begrotingstekort dit jaar met vier procent terug te dringen.
Hoe de reactie van eurosceptici is, valt niet te voorspellen. Want ook zij zullen moeten toegeven dat verdere integratie te verkiezen is boven totale chaos.
Trouw