Ooit van neodymium gehoord? Neodymium is essentieel voor de fabricage van de permanente magneten die de elektromotor van bijvoorbeeld de Toyota Prius laten draaien. De Prius is een voorbode van de dingen die komen gaan. Door de combinatie van een traditionele verbrandingsmotor en een elektromotor springt deze auto zuinig om met brandstof.
En als hij alleen op zijn elektromotor rijdt is de CO2 uitstoot nihil. Dat is mooi voor het milieu, terwijl we zo ook langer van de steeds schaarser wordende olievoorraad kunnen genieten.
Probleem is echter dat vrijwel de gehele wereldvoorraad aan neodymium zich in China bevindt. De afgelopen jaren heeft dat land ten behoeve van de eigen permanente magnetenindustrie de export geleidelijk verminderd. De prijs is inmiddels geëxplodeerd en de Amerikanen trekken de vergelijking met de olieafhankelijkheid van het Midden-Oosten. Als de productie van de Prius of soortgelijke auto’s echt aantrekt, dan is verdubbeling van de productie van neodymium op korte termijn noodzakelijk. Maar deskundigen twijfelen aan de beschikbaarheid juist nu er algemene overeenstemming lijkt te zijn over de noodzaak om over te stappen op duurzame energie.
Dat maakt het vreemd dat politiek en bedrijfsleven zonder veel discussie hebben besloten om vol op de elektrische auto in te zetten. In 2020 moeten er in ons land 1 miljoen van rijden. Door middel van belastingmaatregelen wordt dit gestimuleerd. Met het verlenen van een Europese typegoedkeuring voor de Noorse elektrische Think City, zette minister Eurlings onlangs een nieuwe stap in het elektrificeren van ons wagenpark.
Mirjam de Rijk van Natuur en Milieu juichte dat auto’s die rijden op windenergie de CO2 uitstoot met 90 procent doen verminderen. Dat is inderdaad prachtig, maar er zijn twee problemen: mineralen en metalen die essentieel zijn voor de omschakeling naar een elektrisch wagenpark raken op of komen, zoals neodynium, uit ’verkeerde’ landen.
De website van de Think City leert bijvoorbeeld dat het autootje met lithium of sodium-nikkel batterijen wordt aangeboden. Helaas is de helft van de wereldvoorraad aan lithium in Bolivia te vinden, waar president Morales steeds minder bereid is het mineraal ongeclausuleerd aan het buitenland te verkopen. Landen als China en Bolivia zijn niet erg gevoelig voor het argument dat ’de markt’ vraag en aanbod bepaalt. Hun grondstoffennationalisme gaat uit van ’eigen markt eerst’. De rest wordt aan bevriende landen verkocht, die niet per definitie Westers hoeven te zijn. We hebben hier immers met een aanbiedermarkt te maken.
Parallel aan de discussie over duurzaamheid moet er daarom een discussie komen over hoe wij kunnen beschikken over de grondstoffen die cruciaal zijn voor dit streven naar duurzaamheid, maar niet noodzakelijkerwijs volop verkrijgbaar zijn.
Schaarste maakt deze discussie nog urgenter. Er zit nog voor dertig jaar nikkel in de grond, maar als de vraag hard aantrekt omdat iedereen elektrisch wil rijden is de voorraad sneller uitgeput. Dit geldt feitelijk voor veel van de grondstoffen die essentieel zijn voor de omslag naar duurzame energie, noodzakelijk voor het elektrificeren van ons wagenpark. Zonder koper, kobalt, gallium en platina geen windmolens, elektromotoren en brandstofcellen.
De tijd dringt. Rond 2020 neemt de productie van fossiele brandstoffen geleidelijk af, maar zullen alle alternatieve energiebronnen tezamen, van kernenergie tot windenergie, ontoereikend zijn om de toenemende energiebehoefte op te vangen. Ik betoog niet dat Nederland rond 2020 stil staat. Maar dan is het wel nodig dat overheid, bedrijfsleven en onderzoeksinstellingen een actieplan ontwikkelen om ook de langere termijn de vaart er in dit land in te houden.
Trouw