De balans van de Arabische opstanden is niet positief. Alleen in Egypte lijkt er sprake van enige vooruitgang. Maar die wordt steeds meer bedreigd door aanzwellende criminaliteit en conflicten tussen christenen en moslims.
Het aantal Tunesiërs dat vlucht, stemt niet hoopvol over de situatie in hun land. In Bahrein is de opstand effectief neergeslagen. In Jemen vertrekt president Saleh voortijdig, maar de toekomst is onzeker. Dat geldt ook voor Syrië, waar de opstand doorgaat en president Assad van geen wijken weet. En Libië zinkt inmiddels weg in chaos door de oorlog die Navo en opstandelingen tegen Kadafi voeren.
De opstanden in de Arabische wereld werden door westerse politiek en media geframed als streven naar democratie. Dat bleek helaas wensdenken. Een deel van de Arabieren streeft er naar, maar de belangrijkste reden van de opstandelingen is de wens een legitieme, goed functionerende staat te ontwikkelen die burgers veiligheid en welvaart verschaft.
Arabische staten zijn in meerderheid disfunctionerende staten met een falende overheid. Daardoor kunnen hun leiders geen legitieme instituties creëren die de rechten van burgers beschermen en hen een stem geven, geen wet- en regelgeving ontwikkelen die de private sector faciliteert en bijdraagt aan economische groei, en onvoldoende basisvoorzieningen scheppen zoals gezondheidzorg en onderwijs.
Westerse experts en een toenemend aantal politici beginnen te begrijpen dat dit soort staten de belangrijkste bedreiging van de huidige tijd zijn. Zij zijn een voedingsbodem voor burgeroorlog, terrorisme en internationale criminaliteit. Door hun zwakte kunnen zulke regeringen nauwelijks optreden tegen grensoverschrijdende problemen als pandemieën en milieurampen. Helaas wordt door de revoluties de instabiliteit geëxporteerd en kunnen disfunctionele staten zich ontwikkelen tot falende staten als Somalië en Soedan.
Europa ziet dat de voorspelde vluchtelingenstromen werkelijkheid zijn geworden en dat de angst voor het onderbreken van de toevoer van energie en andere vitale grondstoffen reëel is. Dit betekent dat aan de Europese zuidgrenzen een aanzienlijk probleem ontstaat dat een nieuwe aanpak vereist. Militaire interventies ter bescherming van de bevolking werken averechts. Wat dan wel?
Europa moet zich instellen op een lange periode van gecontroleerde opvang van vluchtelingen in de regio. Helaas voor Europa hoort het zuiden van ons continent tot die regio. Omdat die landen lid zijn van de EU is verspreiding over alle lidstaten onvermijdelijk. Waarom zou Italië overal voor moeten opdraaien?
Europa moet ook rekening houden met andersoortige militaire interventies. Als onze energie en grondstoffenbelangen worden aangetast, kan ingrijpen noodzakelijk zijn. Plannen voor de bezetting van cruciale olievelden in Saoedi-Arabië schijnen in de Verenigde Staten al op de plank te liggen. De noodzaak die plannen uit te voeren maakt de Amerikanen terughoudend voluit mee te doen aan de oorlog in Libië. Over een dergelijke interventie wil geen Europeaan spreken. Want Europese landen, Nederland voorop, bezuinigen hun krijgsmachten weg op een moment dat interventies wel eens onontkoombaar kunnen zijn als de olietoevoer daadwerkelijk stokt.