Sinds de dagen van de Chinese militaire denker Sun Tzu, 2500 jaar geleden, weten we dat een land niet blind de oorlog in moet gaan. De strijd kan alleen worden gewonnen met een duidelijke militaire strategie, gebaseerd op kennis van de tegenstander en vooral heldere doelstellingen over wat moet worden bereikt. Dat schreef hij in ’De kunst van het oorlog voeren’.
Als het om oorlogen gaat, grijp ik terug op de klassiekers. Wat moet worden bereikt? De doelstellingen zijn in het geval van de Israëlische aanval op de Gazastrook onduidelijk. Gaat het erom, zoals Trouw op 30 december schreef, dat de mislukte oorlog van 2006 tegen Libanon een van de drijfveren is? Misschien. Maar revanche is een politieke doelstelling van niks die slechts tot een strafexpeditie zonder focus leidt. President Simon Peres meldde na aanvang van de strijd dat dit Israëls bijdrage aan de wereldwijde strijd tegen het terrorisme is. Die doelstelling is al even vaag. Premier Olmert bleef ook vaag, maar wilde de oorlog niet beëindigen voordat ’alle doelstellingen bereikt waren’. Wel vond hij dat er een einde aan de raketbeschietingen moest komen. Dat zal helaas niet lukken zolang het om geïmproviseerde raketten gaat die met huis, tuin en keukenmiddelen in elkaar kunnen worden geknutseld. Gaat het dan om de eliminatie van Hamas? Daar lijkt het wel om. Oppositieleider Netanyahu vond dat de Hamas-regering moest worden verdreven. Daarmee schaarde hij zich in het kamp van vice-premier Ramon. Defensieminister Barak meende dat het doel was Hamas te dwingen te stoppen met vijandelijkheden.
Dat het uitsluitend om Hamas gaat blijkt ook uit de wijze van optreden. De strijd begon met aanhoudende bombardementen en artilleriebeschietingen op de infrastructuur van Hamas.
Het daarop volgende landoffensief hakte de Gazastrook in tweeën. Dat duidt op een standaardtactiek. Militairen delen een gebied op in sectoren, grendelen die af, kammen ze vervolgens uit en stabiliseren tot slot de situatie. Zo werken ze van sector naar sector. Deze aanpak duidt erop dat Israël het inderdaad uitsluitend heeft gemunt op de politieke leiders van Hamas en de daaraan verbonden leden van de Izzedine al-Qassam Brigades die raketten op Israel afschieten. De eliminatie van Nizar Rajan, een van de belangrijkste Hamasleiders lijkt dit te bevestigen.
De aanpak doet mij denken aan de slag van Falluja, november 2004. In Falluja verschansten zich tussen de 500 en 2000 Irakese opstandelingen, waaronder Abu Musab Al Zarqawi, de bruutste van allemaal. Operatie Phantom Furi begon, net als in Gaza, met langdurige voorbereidingen van de inlichtingendiensten, het afgrendelen van het hele gebied, een aanval waarbij de stad werd opgedeeld, en sector na na sector werd schoongeveegd. Het gevolg? De Amerikanen slaagden in hun opzet de opstandelingen een zware slag toe te brengen. Het momentum was uit de opstand en Falluja werd veiliger. Helaas wist Zarqawi te ontkomen en motiveerden de chaos en destructie die het resultaat van deze tactiek is, het verzet in andere delen van het land en verloor Amerika sympathie in het buitenland. Daardoor werd Falluja een keerpunt; het begin van de verharding van de binnen- en buitenlandse oppositie tegen de Amerikanen.
De geschiedenis lijkt zich nu te herhalen. De dood van veertig Palestijnen bij de VN-school op de elfde dag van de operatie zijn ’bedrijfsongevallen’ die inherent zijn aan dit soort operaties. Dit en de vernietiging van delen van de Gazastrook ondermijnt de internationale steun en versterkt de woede van en de steun voor de Palestijnen. Wat de uitkomst ook is, uiteindelijk blijkt dit soort militaire acties op zijn best uit te draaien op een pyrrusoverwinning en juist het zaad te zaaien voor nieuwe confrontaties.
Trouw