Een land kan zijn bondgenoten kiezen, maar niet zijn buren, zei de Chinese premier Li Keqiang tijdens een bezoek aan India, zijn eerste buitenlandse reis sinds hij in maart aantrad. Kennelijk zijn India en China geen bondgenoten, maar kunnen ze zich ook geen conflicten veroorloven.
De relatie tussen beide landen lijkt goed. Li sprak zelfs over ‘de schitterende zonnestralen van onze vriendschap’. Het handelsvolume schommelde de afgelopen jaren rond de 50 miljard euro en moet de komende jaren met 50 procent worden opgekrikt. Intensieve samenwerking levert een markt van 2,5 miljard mensen op. Dat is de grootste van de wereld. Als hier iedereen een mobieltje zou kopen, zouden de orders voor alle fabrikanten ter wereld exploderen, wist Li.
Een goede relatie tussen beide landen zet de internationale verhoudingen op zijn kop. Maar onder de oppervlakte borrelt het. Op 15 april laaide een oud grensconflict op toen Chinese militairen hun tenten opzetten in Ladakh, dat door India wordt bestuurd, maar door China wordt betwist. In 1962 voerden beide landen al eens een grensoorlog. Voor het eerst sinds het begin van de vijftiende eeuw varen er Chinese oorlogsschepen in de Indische Oceaan. Dat begon in 2006 toen China deel ging nemen aan de antipiraterij-operaties voor de Somalische kust. Inmiddels maakt India zich grote zorgen over de ‘parelketting’ van bases, luisterposten en andere marinefaciliteiten in de Indische Oceaan en de tientallen incidenten tussen Indiase oorlogsschepen
en Chinese onderzeeboten. Voor beide landen zijn Burma en Nepal van strategisch belang, bijvoorbeeld vanwege de aanwezigheid van grondstoffen. Als er iets mis gaat in deze toch al tamelijk instabiele landen, dan kunnen zij niet werkeloos toekijken.
Verder naar het oosten laaien de spanningen op tussen China en vrijwel alle landen rond de Zuid-Chinese Zee. Hier gaat het over gas-, olie- , grondstoffen- en visrijke zeegebieden. Iets verder naar het noorden zijn de afgelopen weken de spanningen tussen China en Japan in de Oost-Chinese Zee opgelopen over de zeggenschap over onbewoonde eilandjes. Ook nu ging het om gas, olie en grondstoffen. Nog wat verder naar het noorden houdt de kwestie Noord-Korea de gemoederen bezig.
Dat in Azië sprake is van snelle militarisering hoeft geen betoog. India heeft het grootste marinebouwprogramma van de wereld, gevolgd door China. Daardoorheen speelt dat de VS, gedreven door machtspolitiek en financiële nood, de aandacht van Europanaar Azië verlegt, wat weer Chinese reacties uitlokt. In hoog tempo worden raketten, vliegtuigen en zelfs een vliegkampschip ontwikkeld om de Amerikaanse vloot uit zeegebieden te kunnen schieten. Bovendien is Amerika de bondgenoot van India. Li Keqiang trachtte met zijn charmeoffensief in India juist die relatie te verstoren.
In Azië ontwikkelt zich een vorm van machtspolitiek die wij Europeanen in de 19de eeuw achter ons lieten. Inmiddels is een oude term opnieuw uitgevonden: geo-economie. Opkomende machten strijden altijd om grondstoffen. Dat dit het energie- en grondstoffenhongerige Europa treft is logisch. Naast duurzaamheid is dit een argument om haast te maken met duurzame energie en de ontwikkeling van alternatieven voor schaarse grondstoffen.
Trouw