Met een stevig beroep op het landsbelang heeft het kabinet besloten troepen naar Mali te sturen. Ik weet niet of het u is opgevallen, maar het woord ‘wespennest’ werd door talloze journalisten en politici gebruikt om de situatie in dat land kernachtig te omschrijven. Dit kuddegedrag duidt op de kennelijk dringende behoefte aan een karikaturale omschrijving die de lading niet hoeft te dekken, maar waarmee wél de toon voor het debat kan worden gezet.
Volgens de Artikel 100-brief van de regering is Mali geen ‘wespennest’. Voorlopig is de dreiging matig en lokaal. Dat er risico’s zijn, zal niemand ontkennen, want anders zouden de Verenigde Naties er ook geen stabilisatiemacht naartoe hoeven te sturen.
Maar het meest opmerkelijke is toch dat de regering nadrukkelijk de koppeling legt met het nationale belang.
Mali is net als andere landen in de regio een broedplaats voor extremisten. Die willen een totalitaire islamistische staat vestigen, die ook een springplank naar Europa is. Mali is bovendien een kruispunt van drugsroutes richting Europa. Ook speelt dat fragiele staten leveranciers van vluchtelingen zijn die vooral naar Europa komen.
Stabiliteit
Bij dit alles is nog een belangrijke afweging in het geding: Amerika richt zijn aandacht meer en meer op Azië en laat de veiligheid van Europa aan Europa zelf over. Wat dat betreft is er werk aan de winkel, want wat voor Mali geldt, geldt ook voor Syrië. Ook daar zal Europa uiteindelijk in actie moeten komen als onderdeel van een vredesregeling of de uitvoering van het programma voor de vernietiging van chemische wapens.
Dat de stabiliteit van het noorden van Afrika en het Midden-Oosten cruciaal is voor de veiligheid en de economische ontwikkeling van Europa hoeft geen betoog. Zo bezien moest de Nederlandse regering zijn verantwoordelijkheid wel nemen.
Dat met de missie in Mali de geknakte reputatie van Nederland enigszins wordt gerepareerd is mooi meegenomen. Volgens een reconstructie van de Volkskrant speelde herstel van de reputatie zelfs een belangrijke rol.
Exclusieve verantwoordelijkheid
Langzamerhand begint in Den Haag het inzicht te ontstaan dat Nederland is doorgeschoten, en weer mede verantwoordelijkheid moet nemen voor de veiligheid van Europa. En omwille van het nationale belang internationale solidariteit moet betrachten.
Sommige politieke partijen en een groot deel van het electoraat zijn het hier absoluut niet mee eens. Maar de regering moet de poot stijf houden. Veiligheid, dus ook de inzet van de krijgsmacht is van oudsher een exclusieve verantwoordelijkheid van de regering die volgens de Grondwet onder bepaalde omstandigheden de Kamer, laat staan de bevolking niet hoeft te consulteren.
Eigenlijk zou een missie die zo verbonden is aan het nationale belang op brede steun in de Kamer moeten kunnen rekenen. De politiek is immers de hoeder van dat nationale belang. Dat het moslimextremisme het belangrijkste risico is dat Nederland bedreigt, zou voor de PVV aanleiding moeten zijn om aan te dringen op een nog grotere missie.
Ondanks alle oppositie die er tegen de missie is, is het mooi dat de regering geen vage, onhaalbare doelstellingen over de toekomst van Mali presenteert, maar de missie op grond van het nationale belang rechtvaardigt. Dit lijkt een terechte omslag in het denken.