Raar dat politieke leiders risicovolle militaire avonturen aangaan in een tijd van bezuinigingen op hun krijgsmachten. De Franse president Hollande en de Britse premier Cameron willen geen stabilisatiemacht om in Syrië vrede te brengen, maar opheffing van het wapenembargo. Door de patstelling die in Syrië is ontstaan, blijkt nu enige bereidheid tot onderhandelen. Wapens voor de oppositie doorbreken dit. Voor de oppositie zijn die juist een prikkel om harder te vechten. Dit verlengt het conflict en er vallen meer slachtoffers.
Overal ter wereld daalt het aantal conflicten, maar nabij Europa is sprake van een stijging
Hoe langer het conflict duurt, hoe groter de kans op besmetting van de hele regio. Leiders in Libanon, Irak, Jordanië en Israël zien dit met angst en beven tegemoet. Deze week bestookte Assad doelen in Libanon. Door het uit de hand lopende conflict dreigt verdere instabiliteit nabij Europa.
Egypte, Libië, Tunesië, Algerije en Mali zijn even uit beeld, maar de situatie verslechtert ook daar. Mali lijkt na de Franse terugtocht een vrijplaats voor terroristen te worden; Syrië is dat al. Als Nederlandse djihadstrijders voor de oppositie naar ons land terugkeren, kunnen ze hier aanslagen plegen. Dus verhoogde de NCTV het dreigingsniveau naar substantieel.
Overal ter wereld daalt het aantal conflicten, maar nabij Europa is sprake van een stijging. Ondertussen gaat de afbraak van defensie door. Niet alleen in Nederland, maar in vrijwel alle Europese landen. Daardoor kan Europa steeds minder. Veel Navo-landen namen niet deel aan de militaire operatie tegen Libië in 2011. En geen enkel land wilde een stabilisatiemissie. Frankrijk stond in Mali dit jaar vrijwel alleen, maar handelde op grond van welbegrepen eigenbelang. Instabiliteit in de regio zou de toevoer van uranium voor de Franse kerncentrales in gevaar kunnen brengen. Een stabilisatiemissie kwam er niet, wel een EU-trainingsmissie, waar Nederland helaas niet aan bijdraagt. Er is geen ambitie, ondanks dat voor Europa in Afrika en het Midden-Oosten enorme belangen op het spel staan. Olie, gas, grondstoffen én vluchtelingen komen uit steeds instabielere regio’s.
Robuuste stabilisatiemacht
Interessant is dat Clingendaels visie op de krijgsmacht terecht een scheefgroei in ambities, budget en de structuur van de krijgsmacht constateert. In plaats van de risico’s daarvan duidelijk te maken worden arbitraire keuzemogelijkheden gepresenteerd van verschillende soorten krijgsmachten. Het instituut kiest voor een robuuste stabilisatiemacht voor de oplossing van conflicten. Maar na ervaringen met Afghanistan en Irak is de animo voor stabilisatieoperaties verminderd. In Libië, Mali en Syrië komen ze in ieder geval niet. Omdat gekozen wordt voor een stabilisatiemacht is de Joint Strike Fighter (JSF) overbodig. Te duur, oordeelt het instituut, terwijl andere instituten, en natuurlijk de industriële lobby zelf, die JSF goedkoper vinden dan andere toestellen. Wie gelijk heeft, weet ik niet. Clingendael geeft geen uitkomst, want een berekening ontbreekt. Tegelijkertijd zijn veel deskundigen ervan overtuigd dat de analyse van de onzekere veiligheidssituatie, die onderschreven wordt in de ook door Clingendael geproduceerde Strategische Monitor, juist pleit voor een veelzijdig inzetbare krijgsmacht ter bescherming van belangen. Maar zo’n krijgsmacht spoort kennelijk niet meer met de ambities, ook al volgt die uit de nieuwe veiligheidssituatie en dient die ons belang.