Ik moest het idee van de participatiesamenleving even op mij laten inwerken. Participatie duidt toch op solidariteit? En solidariteit is toch een voorwaarde om voor elkaar te zorgen? Mensen moeten verantwoordelijkheid nemen voor hun eigen leefomgeving, heette het in de Troonrede. De vraag is of mensen dat gaan doen.
In crisistijd brokkelen zekerheden af en voelen mensen zich onveilig. Onder die omstandigheden kiezen mensen en groepen voor hun eigen belang. Een regering die in crisistijd met het idee van een participatiesamenleving komt, zal daarom vooral weerstand ontmoeten. Afgedwongen solidariteit om bezuinigingen te rechtvaardigen leidt alleen maar tot protest als mensen geen perspectief wordt voorgehouden waar het met dit land naar toe moet. Dat perspectief moet antwoord geven op de vraag waar wij ons geld mee gaan verdienen om onze welvaart en veiligheid voor de toekomst te waarborgen. Het ontbreken van dit perspectief en het voortdurend maken van plannen – zoals de inkomensafhankelijke zorgpremie en nu mogelijk het sociaal akkoord, die vervolgens weer worden teruggedraaid – zijn funest voor het vertrouwen in de politiek.
Gebrek aan vertrouwen verklaart waarom ruim 80 procent van de bevolking vindt dat het kabinet de crisis verergert en waarom ruim 60 procent van de bevolking iets voelt voor een sterke man die orde op zaken gaat stellen. Denk overigens niet dat zoiets in Nederland niet kan gebeuren: in 2000 waren de huidige crisis, de moorden op Fortuyn en Van Gogh, en de gang naar Afghanistan even ondenkbaar als het vooruitzicht van een sterke man.
Wat mij opvalt is de steeds grimmiger wordende stemming bij mensen van wie we het moeten hebben. De afgelopen weken heb ik talloze lezingen gegeven over mijn vorig jaar verschenen boek ‘5 over 12’, waarin ik uitgebreid over de disfunctionaliteit van ons politieke systeem in crisistijd schrijf. Mijn toehoorders waren hoofdzakelijk ondernemers en lokale bestuurders. Het vertrouwen in het kabinet was bij hen tot onder het nulpunt gedaald. Wat moeten we doen om die politiek tot actie aan te zetten, was de meest gehoorde vraag. Er was weinig discussie over de constatering dat men het Haagse gezwabber volkomen zat is. Natuurlijk krijgt het volk de regering die het wil, want de kiezer is zo wispelturig dat geen kabinet zijn plannen kan doorvoeren. Dit pleit voor een niet-politiek zakenkabinet of een brede coalitie, maar dat willen politici weer niet.
Maar het meest verontrustende wat ik uit die discussies meenam is de afbrokkelende solidariteit van die bovenlagen met alles wat daaronder zit. Inmiddels is duidelijk geworden dat de belastingdruk feitelijk naar 60 procent oploopt. Het Centraal Bureau voor de Statistiek constateerde onlangs dat een toptarief van 49 procent de hoogste belastingopbrengsten genereert omdat bij hogere tarieven de lol in werken snel afneemt. Het CBS stelt dat hoge belastingen een succesvolle carrière of ondernemerschap ontmoedigen, mensen belasting doen ontwijken of zelfs aanzetten tot emigreren. Verder nivelleren is volgens het CBS de dood in de pot. Al die ondernemers willen best hun steentje bijdragen, mits ze weten waarvoor ze het doen en wat uiteindelijk het perspectief is. Zonder dat is die participatiesamenleving gedoemd te mislukken.