Sinds het echec van Uruzgan vraag ik aandacht voor de reputatie van Nederland. U weet nog wel: Verhagen vroeg de Navo in 2010 om een brief met het verzoek de missie in Afghanistan te verlengen. Maar door politieke onenigheid werd dit verzoek niet gehonoreerd. Het was een niet eerder vertoonde schoffering van de Navo. De reparatiepoging met de politiemissie naar Kunduz heeft inmiddels geleid tot wrevel bij de bondgenoten. Nederland heeft zoveel voorwaarden gesteld dat die missie te weinig bijdraagt. De poging van het kabinet-Rutte om de missie uit te breiden strandde onlangs in de Tweede Kamer.
Maar er is meer. Een kleine greep: we wilden niet dat Bulgarije en Roemenië tot het verdrag van Schengen toetraden. We kwamen op ramkoers met België te liggen. We zijn verdragsrechtelijk verplicht de Hedwigepolder onder water te zetten, maar weigeren dat. We schoffeerden de ‘knoflooklanden’ en vertraagden de redding van de euro. We kwamen met Polen in aanvaring over de plannen om werkloze Oost-Europeanen terug te sturen. Er dreigt een strafprocedure van de Europese Commissie als Nederland zijn immigratieregels niet aanpast. En er is ergernis over het feit dat Nederland een geïsoleerde positie over Israël inneemt door zich niet te willen aansluiten bij de kritiek op geweld van Israëlische kolonisten.
Het meldpunt voor uit de bocht gevlogen Polen van de PVV blijkt nu een keerpunt. Dat meldpunt is slechts een stok om de hond te slaan. De protestbrief van tien ambassadeurs aan de ‘Nederlandse samenleving en haar politieke leiders’ had voor ons land geen precedent. Dat gold ook voor het feit dat premier Rutte door een vijandig Europees Parlement om toelichting wordt gevraagd en het feit dat dit parlement het meldpunt als discriminerend en kwaadwillend veroordeelde.
Op deze plek heb ik herhaaldelijk voorspeld dat onze houding zich tegen Nederland gaat keren. Die voorspelling komt nu uit. In Brussel valt te beluisteren dat Nederland steeds minder voor elkaar krijgt. Nadat we door onze escapades binnen de Navo al eerder onze stoel bij de G20 van de belangrijkste economieën kwijtraakten, wordt ons nu niet de belangrijke functie van voorzitter van de eurogroep gegund. Daarvoor zijn slechts triple-A landen geschikt: Luxemburg, dat nu voorzitter is, Finland, Duitsland en Nederland. Nederland is volgens Brussel politiek te instabiel en te extreem in zijn standpunten. Als voorzitter van de eurogroep zou Nederland in belangrijke mate kunnen bepalen waar het met het eurogebied naartoe gaat en zo zijn belangen kunnen verdedigen.
Omdat Nederland steeds minder wordt gegund, wordt ook de missie van Pieter Omtzigt, de CDA-parlementariër die in Brussel plannen moet tegenhouden die slecht voor ons pensioenstelsel uitpakken, heel moeilijk. Bovendien is het onwaarschijnlijk dat Nederland soepel wordt behandeld bij de begrotingsregels. Minder bezuinigen om de economie te stimuleren zal door Brussel op straffe van een boete niet worden toegestaan.
Kennelijk wordt in ons land niet begrepen dat een dwars land ook dwarsgezeten kan worden. In de internationale betrekkingen is het geven en nemen. Wij willen vooral nemen. Ons anti-Europeanisme heeft geleid tot een anti-Nederlandhouding die ons in onze portemonnee gaat raken.
Trouw