De Nederlandse overheid en bedrijven moeten meer gaan investeren in slimme energienetten en slimme batterijen. Hiermee kunnen ook ‘Duitse problemen’ op weg naar 16 procent duurzame energie in 2023 voorkomen worden.
Dit zegt Stefan Nykamp in zijn promotieonderzoek ‘Integrating Renewables in Distribution Grids Storage, regulation and the interaction of different stakeholders in future grids’ aan de Universiteit Twente.
‘Duitse problemen’
Volgens Nykamp. die ook werkzaam is bij de grootste Duitse netbeheerder Westnetz (RWE), kan met nieuwe opslagcapaciteit voor duurzame energie de dreigende instabiliteit, veroorzaakt door productiepieken uit zonne – en windenergie, van het elektriciteitsnet voorkomen worden. In Duitsland moeten windmolens stilgelegd worden en wordt (bijna) gratis groene stroom in buurlanden ‘gedumpt’ vanwege overbelasting van het elektriciteitsnet.
Investeer in lokale energieopslag
Nykamp pleit voor meer investeringen vanuit de overheid en betrokken energiebedrijven in een stabiel elektriciteitsnet. Dat betekent o.a. het installeren van (grote) batterijen bij bedrijven en huishoudens moet gaan faciliteren. De lokale opslag van batterijen zijn daarbij het meest efficiënt. Het alternatief: het huidige netwerk uitbreiden met dikke nieuwe kabels is duur en strijdig met het Energieakkoord, aldus Nykamp. Met die oplossing moeten verouderde kolencentrales namelijk standby blijven staan.
Slimme energienetten
Lokale opslag van batterijen heeft een aantal voordelen. Op wind- en zonrijke dagen kan een surplus aan energie tijdelijk worden opgeslagen in batterijen in de buurt van de windmolens en zonnecellen. De energie kan dan lokaal verbruikt worden in de nachten of dagen erna (of worden aangeleverd op het hoofdnet) als er wolkenvelden zijn en de wind is gaan liggen. Het is een flexibelere oplossing dan investeren in het huidige netwerk. Nykamp: “Ik ben ervan overtuigd dat opslag in ‘smart grids’ de beste oplossing is voor Duitsland en voor Nederland. Maar als we niet op tijd investeren, krijgen we echt grote problemen”.
Bron: Universiteit Twente