De terreuraanslag in Parijs zal de aanhangers van de islam geen goed doen. Uit Burgerperspectieven van het Sociaal en Cultureel Planbureau van december bleek al dat 32 procent van de ondervraagden zich zorgen maakt over immigratie en integratie.
De polarisatie verhardt.In Zweden brandden moskeeën af.
In Nederland kreeg 40 procent van de moskeeën de afgelopen tien jaar te maken met geweld. In Duitsland krijgt Pediga, de Patriottische Europeanen tegen de islamisering van het Avondland, steeds grotere aanhang. Door Parijs zal dat alleen maar toenemen.
Raar is dit niet. Maatschappijen hebben van oudsher moeite met vreemdelingen. De gevoelens zijn sterker als die nieuwkomers er ook nog eens anders uitzien en er rare gebruiken en geloven op na houden.
Genoeg zondebokken
Kijk naar de Joden. Hun eeuwenlange vervolging had religieuze oorzaken, maar ook speelde het idee een rol dat ze niet assimileerden, vasthielden aan hun eigen cultuur, de economie domineerden en streefden naar wereldheerschappij. Dat maakt van zo’n volk een ideale zondebok voor het eigen ongenoegen.
Tegenwoordig zijn die zondebokken ruim voorradig: de elite, de rijken, de politiek en vooral de moslims waar een extremistische minderheid het voor de hele groep verpest.
Het is onverstandig om de Nederlanders, Zweden en Duitsers die vrezen voor islamisering af te serveren als irrationele angsthazen, of, zoals de aanhangers van Pediga, als neonazi’s. Angst is niet weg te redeneren of te verbieden.
Zeggen dat er niets aan de hand is, werkt eerder contraproductief en zal het wantrouwen in de politiek alleen maar versterken. Anti-islamgevoelens zijn niet rationeel te weerleggen. Want Parijs heeft toch plaatsgevonden? Syriëgangers zijn toch een directe bedreiging voor de maatschappij? IS hakt toch hoofden af? Moslims pikken toch onze banen in en nemen onze wijken over? Ze zijn toch de snelst groeiende bevolkingsgroep? En Marokkanen zijn toch oververtegenwoordigd in de criminaliteit?
Nuttige functie.
De huidige polarisatie is vooral een test voor de democratische rechtsstaat. Cruciaal is dat politieke leiders helpen die polarisatie tegen te gaan. Niet voor niets zijn er beperkingen aan de vrijheid van meningsuiting. Artikel 10 van het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens zegt dat je niet alles kunt zeggen als daardoor de veiligheid en openbare orde gevaar lopen. Die beperkingen gelden eerder voor politici dan voor burgers. Want politici zijn de smaakmakers van de maatschappij en zijn bepalend voor de stabiliteit van een land.T
Toch kunnen radicale partijen een nuttige functie vervullen. Want zij kanaliseren de ontevredenheid en geven die een plaats in het politieke debat. Het is bovendien terecht dat er een debat wordt gevoerd over Syriëgangers en radicalisering. Maar ga hier dan op dezelfde manier mee om als in de jaren zeventig met de Rote Armee Fraction en de Molukse kwestie. Richt je op de zaak en criminele uitingen, niet op de groep of hun godsdienst.
Toch is het opmerkelijkste feit van de afgelopen jaren dat die polarisatie nergens heeft geleid heeft tot massale protesten onder moslims. De rust binnen die groep duidt er op dat de weerbaarheid daar groot is. Voor mij is dat toch nog een geruststellende gedachte.