Moeten we in Libië niet terug naar af, dacht ik toen ik beelden van een ontluikende anarchie zag na de val van Tripoli.
Met terug naar af bedoel ik: terug naar de dagen van Adriaan Pelt, een voormalig journalist van De Telegraaf, die in 1949 benoemd werd tot Hoge Commissaris van de Verenigde Naties voor Libië. Hij wist de Britse regio’s Tripolitana en Cyrenaica en de Franse regio Fezzan samen te brengen, de stammenverschillen te overbruggen, een grondwet op te stellen en één Libië onder koning Idris te vormen. Al in 1949 had de Algemene Vergadering een resolutie aangenomen dat het land op 1 januari 1952 onafhankelijk moest worden. En zo geschiedde.
De grote vraag is of de voorzitter van de Libische Nationale Overgangsraad, Jalil, een moderne incarnatie is van Pelt. Ik denk van niet.
Niet omdat Jalil niet kundig of integer zou zijn, maar omdat hij een rebellie aanvoerde die een overwinning op de Kadafigetrouwen heeft geboekt. In de ogen van veel Libiërs is Jalil de vijand. Dat geldt zeker voor degenen die hun welvaart en positie de afgelopen decennia aan Kadafi te danken hadden. Daarom zou het mij verbazen als Jalil de tegenstellingen in het land zou kunnen overbruggen.
Bovendien is het mij onduidelijk hoe capabel de Overgangsraad is. In augustus werd het hele uitvoerende comité, zeg maar de regering, naar huis gestuurd. Leden ervan zouden mogelijk betrokken zijn geweest bij het oppakken van, en de moord op, generaal Joenis, de militaire commandant van de rebellen. Waarnemers vrezen dat de raad de stammentegenstellingen niet kan overbruggen. Diepgaande politieke en ideologische meningsverschillen worden zo niet opgelost. En wie de Overgangsraad moet opvolgen is onduidelijk.
Ook is het de vraag wat Jalil erft. Kadafi besloot in zijn wijsheid dat politieke partijen onzin zijn. De bevolking heeft zich daardoor nooit kunnen organiseren. Een civil society – een maatschappelijk middenveld, een voorwaarde voor stabiliteit, ontbreekt.
In een poging van Kadafi om de stammen onder de duim te houden werden de machtsstructuur in Libië vooral langs tribale lijnen georganiseerd, onder het motto ‘verdeel en heers’. Dat bouwwerk dreigt te verbrokkelen, net zoals in Irak na de val van Saddam Hoessein in 2003. Hoewel het onmogelijk is de toekomst van Libië te voorspellen, zijn de voorwaarden waaronder Jalil aan de slag moet, ongunstig.
De kans is groot dat de discussie ontbrandt over een stabilisatiemacht die, net zoals als op de Balkan, in Afghanistan en Irak, de vrede moet waarborgen. Want de strijd in Libië volgt het bekende patroon. Na de overwinningen in Kosovo (1999), Afghanistan (2001) en Irak (2003) verstomde het aanvankelijke optimisme van de internationale gemeenschap. Het brengen van vrede met die stabilisatiemachten bleek moeilijker en risicovoller dan het verdrijven van een gehaat regime.
Kan de Navo nog zo’n langdurig avontuur aan? Is de Afrikaanse Unie daarvoor geschikt? Misschien moeten we terug in de geschiedenis en de VN opdragen het bestuur tijdelijk over te nemen. Een moderne equivalent van Pelt moet van Libië weer één land maken. Een nazaat van koning Idris, prins Mohammed al-Senoessi, loopt zich al warm voor een herstel van de monarchie.
Trouw
Photo credit: Ben Sutherland via Foter.com / CC BY