In mijn vorige column heb ik opgesomd welke nieuwe dreigingen en ontwikkelingen ons te wachten staan. Een heel lijstje passeerde de revue: onbemande systemen, autonomie, kunstmatige intelligentie, strijd op de bodem van de zeeën, cyber, hybride en asymmetrie, situational awareness en situational understanding, multi-domein en parallelle oorlogsvoering, behoefte aan veilige en snelle communicatie over grote afstanden, ballistische en hyper wapens, het ruimtedomein, etc.
De nieuwe Defensievisie zou daar in mijn ogen de nodige aandacht aan moeten besteden en minder focussen op opbouw van wat de afgelopen 30 jaar is afgebroken. Maar dat betekent geenszins dat de bestaande krijgsmacht overbodig zou zijn. Begrippen als luchtoverwicht, escalatiedominantie, powerprojection blijven onverminderd belangrijk. Ik betoogde dat in het kader van stijgende uitgaven voor Defensie er nieuwe initiatieven moeten en kunnen komen en dat er niet alleen in de achteruitkijkspiegel moet worden gekeken. Van de nieuwe Defensievisie verwacht ik dat nieuwe dreigingen worden geadresseerd en zoveel mogelijk van budgetlijnen worden voorzien.
De bestaande krijgsmacht blijft natuurlijk relevant want we doen aan defensie om die vooral NIET te hoeven inzetten in grote conflicten. Wij verdedigen ons immers door af te schrikken (Defence by Deterrence). En dat doen we best goed. We hebben modern materieel, goede training en uitstekend personeel. Daarbij zijn we behoorlijk goede bondgenoot als het gaat om internationale samenwerking en gezamenlijk opereren met onze coalities, bi- en multilateraal, in de NAVO en in de EU. Daar vinden wij als westerse landen onze grote militaire kracht. Maar we zullen wel met speldenprikken (zoals vluchten door Russische jets in internationaal luchtruim, grenzend aan NAVO-landen) blijvend worden uitgedaagd. Juist om onze aandacht in die klassieke defensie te blijven stoppen en niet naar onze zwakheden te kijken.
Omdat wij in het Westen militair sterk zijn, zullen we uiteindelijk niet worden aangevallen met klassieke militaire middelen. Tegenstanders zoeken en vinden andere manieren om ons te overwinnen. Die liggen op terreinen waar we niet afschrikken en kwetsbaar zijn. En daar worden technieken gebruikt waarvan de attributie moeilijk is toe te schrijven (het bepalen van WIE doet ons iets aan?) en er sprake zal zijn van zogenaamde plausible deniability (aannemelijke ontkenning).
In mijn ogen zullen we dus vooral eerst moeten investeren in het verkrijgen van zoveel mogelijk kennis over iedere soort bedreiging van iedere actor, wat de kern en de oorsprong ervan is. Uiteindelijk kunnen we alleen op basis van superieure informatie gericht optreden. En om die informatie te verkrijgen en te verwerken zullen we moeten inzetten op betere verkenningsmiddelen, ook -en misschien vooral- vanuit de ruimte. Moeten we gaan beschikken over veilige lange-afstandscommunicatie en mogelijkheden om alle verkregen informatie te verwerken. Voor dit laatste zullen we moeten investeren in kunstmatige intelligentie. Die verkregen informatie moeten we vervolgens inzetten om onze verdediging te versterken. Niet alleen in de kennis, informatie, cyber domeinen, ook in alle meer kinetische militaire domeinen, bijvoorbeeld op het gebied van geïntegreerde lucht- en raketverdediging, een militair gebied waarop in de afgelopen kabinetsperioden veel te veel op is ingeteerd, maar belangrijker wordt door de dreiging van dronezwermen en de proliferatie en beschikbaarheid van ballistische en hypersnelheids systemen.
Patrick Bolder, 26 maart 2020