Na de onthullingen van Trouw en Nieuwsuur dat Nederland in Syrië foute groepen heeft gesteund, kreeg ik een soort déjà vu. Niet vanwege de onthullingen, maar door de reacties uit de Kamer, die niet geheel onverwacht ‘geschokt’ waren.
Het was bovendien niet de eerste keer dat de Nederlandse politiek deelnam aan een oorlog op grond van een eigen werkelijkheid.Jaren geleden leidde dit tot commotie toen bleek dat de Kamer onder leiding van GroenLinks onhaalbare voorwaarden stelde aan de deelname van 500 militairen en politietrainers in de Afghaanse provincie Kunduz. In het voorjaar van 2010 sprokkelde het minderheidskabinet van VVD en CDA een meerderheid voor de missie bijeen die er dankzij de voorwaarden van GroenLinks kwam. De opgeleide Afghanen mochten niet meevechten en er moest een agentenvolgsysteem komen. De voorwaarden bleken onuitvoerbaar omdat ze niet pasten bij de realiteit van de strijd in Afghanistan.
Bij de steun aan het Vrije Syrische Leger legde de politiek zichzelf weer onuitvoerbare voorwaarden op. De belangrijkste voorwaarde voor niet-letale steun zoals tenten en pick-uptrucks, was dat ze slechts aan de gematigde oppositie mocht worden geleverd. Oud-ambassadeur Van Dam, die met enkele collega’s strijdgroepen voor die steun mocht aanwijzen, kwam niet echt uit de vraag wat ‘gematigd’ is. Die vraag is ook niet te beantwoorden. Volgens Rusland en Assad bestaat het ‘gematigde’ Vrije Syrische Leger uit terroristen omdat ze tegen de Syrische staat vechten. En Al-Qaida presenteerde zich in Syrië als het ‘gematigde’ alternatief voor IS.
Dat strijdgroepen om een overwinning te boeken of strijders te rekruteren gelegenheidscoalities sluiten met de hardcore extremisten van al-Nusra of IS, ligt voor de hand. Dat zij zich niet altijd aan het humanitaire oorlogsrecht houden komt door de aard van de oorlogvoering. Ze vechten een guerrilla waarbij per definitie de grenzen van de ‘fatsoenlijke’ oorlogvoering worden overschreden. Bovendien zijn ze vaak crimineel omdat oorlogvoeren nu eenmaal geld kost.
Het belangrijkste criterium voor steun aan dit soort groepen is of ze behulpzaam zijn bij het verdrijven van Assad. Het tweede criterium is of ze zich kunnen inhouden en zich niet aan dezelfde grootschalige gruweldaden als IS bezondigen. Maar echt kieskeurig kun je niet zijn. Het resultaat telt.
Dus dan maar geen steun? Dat kan niet. Want wie Assad daadwerkelijk wil verdrijven, zal dat niet lukken met bommenwerpende F16’s alleen. Die jachtvliegtuigen kunnen stellingen van IS of Assad bombarderen, maar daarmee win je geen oorlog. Die win je uiteindelijk op de grond.
Schandesprekende parlementariërs
Als een land als Nederland geen grondtroepen wil leveren, maar wel Assad en IS wil verdrijven, dan moet die strijd op de grond aan anderen worden overgelaten. Dat kan alleen als de strijd met geld, wapens en, inderdaad, met tenten en pick-uptrucks wordt gefaciliteerd.
Wil je geen strijdgroepen faciliteren, dan is bombarderen zinloos. Schandesprekende parlementariërs zijn naïef of protesteren om opportunistische reden. Met beide heb ik moeite. Het debat moet gaan over de vraag in hoeverre je als politicus bereid bent om vuile handen te maken. Als het antwoord ‘nee’ is, dan is verdere deelname aan militaire operaties zinloos.
Lees wekelijks de column van Rob de Wijk op Trouw.nl!