Een versie van dit artikel is gepubliceerd in Milieumagazine (Nr. 7, oktober 2018)
In de tweede helft van 2018 moet Nederland naar een coherent en effectief klimaatakkoord toe werken. Hierbij moet het creëren van een gelijk internationaal speelveld een prominente plaats krijgen. Een gelijk speelveld voor een klein land als Nederland is de enige optie om een betekenisvolle impact te hebben op het wereldwijde klimaatprobleem.
Het recente voorstel voor hoofdlijnen van het klimaatakkoord merkt op dat de spelregels voor de Nederlandse elektriciteitsmarkt niet bij de grens stopt en dat samenwerking met onze buurlanden belangrijk is. In het verduurzamen van de Nederlandse industrie erkent het klimaatakkoord ook de noodzaak tot inzet op Europese en internationale kaders. Bij verdere uitwerking van beleidsinstrumenten voor duurzame bedrijfsvoering wordt gesproken over heldere carbon accounting principes en monitoring volgens vastgestelde en geaccepteerde regels.
Wat ons betreft zijn de volgende twee maatregelen belangrijke pijlers van een effectief Nederlands klimaatbeleid in het internationale speelveld: 1) stimuleren van een effectieve CO2-economie en; 2) bevorderen van duurzame bedrijfsvoering.
CO2-economie
Het feit dat gedurende de afgelopen weken de prijs van CO2-emissierechten is gestegen van nog geen acht euro per ton begin 2018 tot meer dan 25 euro medio september 2018 is een overwinning voor de EU. Het Europese systeem voor CO2-emissiehandel (ETS) werkt (toch). Vervuilen kost (toch) geld. Dit is voornamelijk het gevolg van de recente hervormingen van het ETS. Vanaf 1 januari 2019 gaat het zogeheten marktstabiliteitsreserve overtollige CO2-emissierechten uit de markt verwijderen die zich in het afgelopen decennium hadden opgebouwd. Industriële partijen en bedrijven uit de energiesector die onder het ETS vallen lijken steeds meer te anticiperen op het effectief beprijzen van CO2-uitstoot.
Verder is de effectieve CO2-prijs het gevolg van de extreme weersomstandigheden in Europa deze zomer. De recente warmte en droogte heeft de opwekking van kernenergie in Frankrijk beïnvloed en zich vertaald in lagere output in waterkrachtenergie en windenergie in respectievelijk Noorwegen en Duitsland. Dit betekent dat meer fossiele brandstoffen werden verbrand om dit te compenseren1. Het uiteindelijke doel van een effectieve CO2-economie echter is niet een hoge CO2-prijs maar CO2-reductie. “Het ETS is en blijft een middel om uitstoot van broeikasgassen te reduceren. In de ultieme situatie is de prijs zelfs nul; er zal dan immers geen vraag naar CO2-emissierechten meer nodig zijn omdat alles dan al is verduurzaamd”2.
Om een effectieve CO2-economie te bereiken zet Nederland in op een eenzijdige en nationale CO2-minimumprijs. Deze prijs bestaat uit een combinatie van de CO2-prijs die volgt uit het ETS en een nationale heffing.
De kunst bij het eenzijdig invoeren van een nationale CO2-minimumprijs is deze te vertalen in gezamenlijk beleid van een groep van prime movers. Gesteund door het voorbeeld van Groot-Brittannië, dat in 2013 al een werkzame minimum CO2-prijs instelde, zou Nederland druk op buurlanden kunnen uitoefenen om dit beleid te volgen. Denk hierbij aan Europese leden van de Powering Past Coal Alliance zoals België, Denemarken, Frankrijk en Luxemburg. Via een bottom-up aanpak van Nederland zou deze prime mover groep de hele EU onder druk kunnen zetten om uiteindelijk tot een Europese minimum CO2-prijs te komen.
Effectiever Nederlands beleid ter bevordering van de CO2-economie is volgens ons door samen met een kopgroep van Europese landen ETS-flankerend beleid te voeren door extra CO2-rechten op te kopen. Vreemd genoeg wordt deze optie zonder toekenning van budget alleen kort in het regeerakkoord genoemd. In het voorstel voor hoofdlijnen van het klimaatakkoord niet.
Duurzame bedrijfsvoering
Net als bij de CO2-prijs heeft klimaatverandering in toenemende mate impact op de bedrijfsvoering van internationaal concurrerende ondernemingen. Bij de presentatie van wetsvoorstellen ter bevordering van duurzame financiering eerder dit jaar stelde de Europese Commissie dat financiële verliezen door klimaatverandering wereldwijd in 2016 € 117 miljard bedroegen; een stijging van 86 procent sinds 2007.
Dit verklaart onder meer de wereldwijd toenemende populariteit van duurzaam beleggen3. Bij duurzaam beleggen houdt een belegger naast het financieel rendement ook rekening met duurzame besluitvorming volgens ESG-principes. ESG staat voor environmental (milieu), social (sociaal) en governance (bestuur). Een duurzaam belegger houdt zich dus simpel gezegd bezig met de effecten van zijn beleggingen op de samenleving. Er wordt bijvoorbeeld gekeken of en hoe bedrijven waarin wordt belegd hun CO2-uitstoot beperken4.
Inmiddels zijn er diverse richtlijnen beschikbaar die bedrijven inzicht bieden in het klimaateffect van hun totale waardeketen. Voor het meten van de hele keten van grensoverschrijdende en directe en indirecte emissies van een organisatie is het Greenhouse Gas Protocol (GHG P) van de World Business Council for Sustainable Development de meest gebruikte methodologie.
Het bepalen van een CO2-voetafdruk volgens het GHG P maakt ook deel uit van de disclosure-principes van de Taskforce on Climate-related Financial Disclosures (TFCD). Consistent met internationaal geaccepteerde kaders voor financiële verslaggeving maken deze door de internationale industrie geïnitieerde principes (governance, strategie, risicomanagement, statistieken en doelstellingen) de gehele milieu-effecten van een onderneming inzichtelijk5. Standaardiseren van het eenduidige en toegankelijke TFCD-raamwerk is volgens ons een essentieel beleidsinstrument voor duurzame bedrijfsvoering en het monetariseren van klimaatverandering.
Recent onderzoek naar de aandacht voor klimaatverandering in de jaarverslagen van 45 beursgenoteerde ondernemingen in Nederland toont echter aan dat er bij de meesten sprake is van gebrekkige informatievoorziening omtrent duurzame bedrijfsvoering. Het grootste deel van de ondernemingen geeft weliswaar informatie over de CO2-uitstoot maar veel minder over feitelijke en potentiële impact van klimaat-gerelateerde risico’s op de eigen activiteiten, organisatie, strategie en financiën6.
In 22 van de 45 verslagen wordt aan de hand van het GHG P over CO2-uitstoot bericht, slechts in enkelen gevallen komt hier de hele keten van emissies (scope 1-3) aan bod7. Met name informatie over scope 3, d.w.z. indirecte CO2-uitstoot door inkoop van diensten en producten bij derden blijft achterwege. De zeven ondernemingen die een toelichting geven vanuit het TFCD-raamwerk doen dit zonder volledig in te gaan op de talrijke, door de Taskforce uitgewerkte, materiele, financiële en strategische risico’s van klimaatverandering.
Een langjarige inzet op een effectieve CO2-economie en het standaardiseren van een raamwerk voor duurzame bedrijfsvoering moeten bij de verdere uitwerking van het klimaatakkoord essentiële pijlers zijn. Door hier een voortrekkersrol in te nemen kan Nederland op een betekenisvolle wijze strijden voor een eerlijker internationaal speelveld en een lagere mondiale CO2-uitstoot.
Read the full length article of this opinion piece in English by clicking here.
—–
Noten:
1 https://www.ft.com/content/9fe02e84-aa9c-11e8-94bd-cba20d67390c
2 https://insights.abnamro.nl/2018/09/energiemonitor-september-energieprijzen-in-de-lift/
3 http://www.gsi-alliance.org/wp-content/uploads/2017/03/GSIR_Review2016.F.pdf. Het meest recente rapport (2016) van de Global Sustainable Investment Alliance stelt dat wereldwijd $22,8 biljoen aan activa worden beheerd onder duurzame beleggingsstrategieën, een stijging van 25 procent sinds 2014. In relatieve termen staat verantwoord beleggen nu op 26 procent van alle professioneel beheerde bedrijfsmiddelen wereldwijd.
4 “Wat is duurzaam beleggen?” op http://www.vbdo.nl/
5 https://www.fsb-tcfd.org/publications/final-recommendations-report/
6 “Klimaatverandering verovert een plekje in het jaarverslag” van Prof. Dr. Dick de Waard: https://www.nba.nl/globalassets/accountants-in-business/publicaties/magazine-thema-klimaat-accountants-in-business-17-aug-2018.pdf
7 Scope 1 emissies vormen de directe uitstoot van een bedrijf door verbranding van fossiele brandstoffen. Scope 2 zijn indirecte emissies die veroorzaakt worden door het genereren van de ingekochte energie door een organisatie.